IJsselstein 2014

Yvonne en Simon zaten samen in het Kronenburgplantsoen op een bankje en keken tevreden naar de oude Sint Nicolaaskerk die naast het plantsoen lag. Het godshuis straalde in de voorjaarszon en leek omlijst door de frisgroene blaadjes die sinds enkele dagen uit de knoppen botten. In het gras was een merel druk in de weer met het zoeken naar wormen en afwisselend prikte hij met zijn snavel in de grond, liep ongeduldig heen en weer en nam tegelijkertijd het tweetal op het bankje argwanend in zich op.

Yvonne had een spijkerbroek aan, maar door de haast had ze de verkeerde gepakt en het exemplaar aangetrokken dat net te klein en daardoor ongemakkelijk was en ze strekte haar benen een paar keer om de stof wat op te rekken. Simon leek niets te merken en het leek haar verstandig om hem niets te vertellen over de insluiper die er niet was geweest. Nu ze hier zat was het eigenlijk een beetje beschamend iets geweest en Simon zou het niet begrijpen.

‘Dus je weet zeker dat het kerkbestuur toestemming heeft gegeven?’ vroeg ze daarom aan Simon. Ze kon het nog nauwelijks geloven.

‘Ja, ik kreeg vanochtend het telefoontje met de bevestiging en heb jou direct gebeld.’

‘Dat is heel aardig van je’, zei ze met een scherpe ondertoon die Simon niet ontging. Simon zou over de financiën van het project gaan, maar toch stak het haar dat hij en niet zijzelf als eerste het nieuws had gehoord.

‘Tja, ik weet hoe het voelt, dus belde je direct’, zei Simon en liet daarmee zijn ongenoegen blijken over het feit dat de anonieme geldschieter Yvonne als eerste had benaderd en niet hem.

Yvonne sloeg haar arm om hem en streelde met haar hand door zijn korte bruine haren en legde haar hoofd op zijn schouder. De borstelige haartjes sprongen vertrouwd door haar slanke vingers.

‘Je hebt gelijk’, zei ze zacht toen ze zichzelf er weer op had betrapt dat ze voor hun werk en studie een rivaliteit hadden die niet strookte met hun relatie. ‘We hebben ons project en daar gaat het om. Een beetje vreemd is het wel, want nu het financieel eenmaal rond is willen ze over twee dagen al beginnen. Zeker bang dat iemand zich bedenkt of zo.’

Beiden bleven in gedachten verzonken naar de kerk staren. Eindelijk zou het oudste gebouw van IJsselstein haar geheimen prijsgeven, want dat er geheimen waren stond wel vast, vond Yvonne.

‘Ik zal vanmiddag onze geldschieter mailen’, zei ze zacht. ‘Of doe jij dat?’

‘Doe jij maar, jij hebt al eens met ze gemaild, toch?’

‘Klopt, het is al een tijdje geleden, maar ik kreeg laatst weer een mailtje dat het aanbod nog steeds geldig was.’

‘Weet je ook wie het is, onze filantroop?’

‘Geen idee, een of andere internetmiljonair of zo.’

Simon zweeg en streelde Yvonne liefdevol door haar blonde haren en zijn hart begon sneller te kloppen bij de gedachte dat hij haar binnen niet al te lange tijd ten huwelijk zou gaan vragen, maar hij vond dat hij eerst een goede financiële basis moest hebben en als de geldschieter inderdaad zijn belofte waar zou maken, zou het geld meer bieden dan een opgraving alleen: een heel nieuw leven voor hun samen. Het zou een einde maken aan alle discussies.

Hij dacht aan de lange gesprekken met zijn ouders die een huwelijk met een meisje dat niet gelovig was afkeurden, maar ook de felle gesprekken met Yvonne die maar moeilijk kon begrijpen waarom hij zo lang wachtte. Wachtte met alles, vond ze en het duurde lang voor ze hem, en vooral zijn geloof, accepteerde. De rust die het gaf toen ze zich er bij neer had gelegd was slechts schijn geweest, want Simon wist dat Yvonne naar hem verlangde en hij zelf nog meer naar haar, maar toch voelde hij het als zijn plicht om zichzelf voor haar te bewaren tot aan de huwelijksnacht. Zo wilden de Bijbel en zijn opvoeding het en zo zou hij het ook doen. Dat het moeilijk was, was een test voor zijn geloof en hij wist dat er nog veel andere testen zouden volgen, ook tijdens het huwelijk want hoe zouden de kinderen opgevoed moeten worden, gelovig of niet?

Toch had hij een compromis gevonden die hij nog niet met haar gedeeld had want op het moment dat hij Yvonne ten huwelijk had gevraagd en zij had ingestemd, dan zou hij zich aan haar geven, had hij zich voorgenomen.

‘Wat ben je stil?’ Yvonne keek hem aan met ogen die hem leken te verzwelgen in liefde. Ze strekte haar benen en ging wijdbeens op zijn schoot zitten, ze wist dat hij zich daar ongemakkelijk bij zou voelen, maar ze was in een plagerige stemming nu alles mee leek te zitten. De jeans trok onaangenaam strak maar ze liet het niet merken toen ze hem recht aankeek.

‘Nou, wat ben je stil?’ herhaalde ze.

Het leek hem verstandiger om zijn gedachten niet met haar te delen. ‘Ik bedacht me dat we nu snel moeten uitzoeken hoe die vorige opgraving is afgelopen’, verzon hij snel.

Yvonne keek hem verrast aan. Zijn bruingroene ogen die nog afwezig naar de eeuwenoude kerk hadden gestaard keken haar nu recht aan.

‘Je hebt gelijk’, zei ze en gaf hem een zachte kus op zijn lippen.

‘Huh, wat bedoel je?’ Yvonne merkte dat Simon zich ongemakkelijk begon te voelen en ze glimlachte zacht.

‘Als we goed onderzoek moeten doen, moeten we toch weten of er tijdens de vorige opgraving iets gevonden is en zo ja, wat ze vonden’, zei ze.

‘Maar staat er in de afspraak met onze geldschieter niet dat ons onderzoek daar niet naar mag refereren? Je hebt dat zelf nog in je onderzoeksplan aangepast.’

‘Maar je zei net zelf…’

‘Ja, dat klopt’, moest Simon toegeven.

‘Maar ik kan toch wel iets lezen of navragen? Ik kan die kennis gebruiken in ons onderzoek zonder afspraak te schenden.’

Yvonne sprong enthousiast van zijn schoot en liep met lichte sprongetjes naar de kerk toe.

‘Probeer me maar tegen te houden’, zei ze uitdagend.

‘Ik zou niet durven’, zei Simon lachend en liep met haar mee naar de eeuwenoude muren.

Yvonne stond nu voor de kerk en legde haar hand zacht tegen de koude stenen, een gebaar dat niet wetenschappelijk was, maar dat ze wel vond passen nu ze binnenkort hier letterlijk zou gaan graven in de geschiedenis van het bouwwerk.

Op het moment dat ze het aanraakte trok er een lichte tinteling door haar lichaam, alsof er een zachte elektrische stroom door haar heen voer en plotseling kwam haar nachtmerrie die ze die nacht had helder terug.

‘Dat was in deze kerk toen die afgebrand was’, zei ze vol ongeloof.

‘Wat was hier?’

‘Die nachtmerrie die ik had’, zei Yvonne afwezig en keek glazig naar Simon.

‘Gaat het wel goed met je?’ Simon keek bezorgd naar zijn vriendin.

Yvonne liet haar hand los van het gebouw, maar het bleef nog natintelen en ze keek een beetje ontzet naar haar hand.

‘Nee, het is niets’, zei ze en glimlachte lief naar hem, maar Simon kende haar goed genoeg om te weten dat er wel wat was. Maar hij kende haar ook goed genoeg om te weten dat verder aandringen zinloos was.

Die middag bereidden Simon en Yvonne hun onderzoek voor. Yvonne vertelde de ware reden om het samen te doen niet aan Simon want ze geneerde zich dat ze er tegen op zag alleen in haar woning te zijn. Het angstige gevoel van die ochtend was nog te sterk aanwezig en dus waren ze langs Simons smetteloze flat in Nieuwegein gereden, zijn laptop gehaald, en daarna weer naar IJsselstein gereden waar Yvonne het gezellig maakte met een pot meloenthee en haar favoriete muziek van Coldplay.

Simon werkte het projectplan voor de opgravingen in detail uit en mailde meermalen de Universiteit en de geldschieter. Yvonne probeerde intussen meer uit te zoeken over de vorige onderzoeksresultaten, maar vreemd genoeg was daar bijna niets van te vinden. Het was bijna alsof alle sporen naar dat onderzoek en de resultaten zorgvuldig waren gewist en naarmate haar zoektocht tevergeefser leek, begon ze steeds sneller te typen totdat Simon haar vragend aankeek.

‘Wat is er aan de hand?’

‘Het lijkt wel of dat onderzoek nooit heeft plaatsgevonden.’

Simon zag aan de frons op haar gezicht dat ze geïrriteerd was geraakt en kwam naast haar zitten.

‘Als er via de Universiteit een onderzoek heeft plaatsgevonden moet daar iets van te vinden zijn, ook als het wat langer geleden is.’

‘Ga jij dan maar zoeken als je het zo goed weet.’

‘Misschien is het oud en moet het nog gedigitaliseerd worden.’

‘Maar dan moet het in ieder geval geïndexeerd zijn, met een verwijzing naar het archief.’

‘Ja, eigenlijk wel ja. Misschien moet je het archief bellen, of er naartoe gaan.’

Yvonne staarde enige tijd naar het beeldscherm van haar laptop en klapte die met een diepe zucht dicht.

‘Ga je mee?’

‘Ja maar… ik ben nog bezig.’

‘Dan wacht ik wel even.’

Simon wist dat als zijn vriendin eenmaal in een koppige stemming was hij haar beter niet kon tegenspreken en dus rondde hij snel zijn e-mails af en kort daarna reden ze naar het universiteitsarchief.

Lees het volgende hoofdstuk