De stoffige geur van het hooi in de stal vertelde hem dat het zomer was, een geur die hij altijd prettig vond en als hij nog twijfel had, dan waren het wel de vliegen en de drukkende hitte die Yaroslav er deze ochtend aan herinnerden dat dit zijn favoriete jaargetijde was. Maar veel aandacht had hij er vandaag niet voor. De opwinding zinderde nog door zijn hele lijf en de gespannen buikpijn maakte hem bijna misselijk. Toch voelde hij voornamelijk opluchting en een euforisch gevoel van overwinning gonsde door zijn hoofd zodat al zijn denken en handelen als die van een vreemde leek waar hij als een toeschouwer op afstand goedkeurend naar keek.
Dagenlang was hij gespannen geweest als de pees van een boog en lang had hij het juiste moment afgewacht, maar vanochtend was het hem eindelijk gelukt en hij wilde nu geen tijd verliezen. Het was al lang geleden dat de kruistochten gepasseerd waren en het was duidelijk dat hun land niet op de route lag van de enorme legermacht. De zekerheid dat land en have gespaard bleven, had voor opluchting onder de bevolking gezorgd. De verhalen over plunderingen, aanrandingen en de ravages die de legers aanrichtten waren hen al voorgegaan als een duistere schaduw van een naderende onweersbui. Maar bij Yaroslav overheerste juist een gevoel van teleurstelling, want hij wilde maar al te graag mee ten strijde trekken. Dit was zijn kans om niet alleen de Heer met het zwaard te dienen, maar ook om zichzelf eindelijk te bewijzen en zich een waar ridder te tonen tegenover zijn vader, Razlav Balaur.
De verhalen die zijn vader vertelde over legendarische veldslagen en gevechten hadden Yaroslav altijd al gefascineerd en toen hij nog jong was had hij zich dikwijls voorgesteld hoe hij ooit zelf, op lange winteravonden als de sneeuw om het kasteel joeg, met zijn familie rond het vuur zou zitten om zelf tegen zijn zoons zulke epische verhalen te vertellen. Helaas zat het Yaroslav niet mee en hij had het beklemmende gevoel te laat geboren te zijn voor heldendaden want in deze uithoek van de wereld leken de oorlogen en veldslagen gebeurtenissen uit het verleden te zijn geworden. Bovendien verbood zijn vader hem zich met de kleine schermutselingen die er nog regelmatig woedden te bemoeien.
‘Een veldslag is niet fraai’, zei Razlav altijd somber als zijn zoon weer eens oorlog wilde gaan voeren en om dat te benadrukken liet hij de gruwelijke littekens zien die hij had opgelopen. Littekens op zijn armen getuigden van slecht afgeweerde messteken en hij had een enorme snijwond die zijn bovenbeen misvormde. Toen hij klein was had zijn vader hem altijd verteld dat dit een beet was geweest van een draak, maar nu hij ouder was wist Yaroslav dat het litteken op het slagveld opgelopen was, een getuigenis van een bot zwaard dat niet door het harnas heen had kunnen komen. Zoals een vogelverschrikker die, als hij lang genoeg staat, als rustplaats van vogels kan dienen, zo was het gruwelijke litteken juist een ankerpunt geworden voor Yaroslav en in plaats van afkeer riepen de oorlogswonden slechts afgunst bij hem op. Hij wilde niet onder doen voor zijn vader en wilde zich graag bewijzen als man, maar vooral als ridder. Vanochtend was eindelijk de kans gekomen want met grote tegenzin had zijn vader eindelijk ingestemd en nu kon Yaroslav helpen de Heilige Stad te bevrijden en kon hij zich gaan bewijzen op het slagveld. Hij zou als rijk man, als ridder zelfs, terugkeren naar de kleine vesting in de bergen en dan zou God hem belonen met een groot gezin en veel zonen.
Hij snoof de geur van de stal op en nog trillend van opwinding pakte hij een flinke vuist met stro en begon zijn paard te borstelen. Het opgedroogde vuil wolkte uit de vacht en fonkelde als diamantjes in de ragfijne stralen zonlicht die naar binnen kierden en de zwaluwen die door de stal schoten deden de atmosfeer rimpelen en lieten het stof dansen.
Yaroslavs paard Bish, een krachtige donkerbruine hengst met een vurig temperament, leek de opwinding van zijn meester aan te voelen want het begon al snel opgewonden met zijn hoeven over de vloer te schrapen en het schudde zijn hoofd wild op en neer alsof het, net als Yaroslav, bijna niet kon wachten ten strijde te trekken.
Bij het zien van zoveel enthousiasme kon Yaroslav een tevreden glimlach niet onderdrukken en het zette hem aan tot nog nauwgezetter borstelen tot de vacht glom als een nieuw zwaard.
Plotseling stopte hij in zijn bewegingen en hoewel hij hem nog niet gezien of gehoord had vertelde de scherpe geur van alcohol hem dat zijn vader de stal was binnengelopen. Het was dezelfde alcohol geweest waardoor hij geen weerstand meer had kunnen bieden aan zijn zoon en hem had toegestaan ten strijde te trekken in het Heilige Land, maar Yaroslav kende de uitwerking van drank op zijn vader en wist dat het zojuist voor spijt gezorgd had. De onzekere tred die hij nu achter zich hoorde vertelde hem meer dan zijn vader in woorden kon uitleggen.
Yaroslav haalde diep adem en begon de rug van zijn paard ruw te borstelen om daarmee duidelijk te maken dat hij zich dit keer niet zou laten ompraten, want dat was wat het zwijgen van zijn vader hem vertelde.
‘Ik heb met je moeder gepraat’, zei Razlav uiteindelijk achter hem. ‘Ze heeft me ervan overtuigd dat je beter niet kunt gaan.’ Zijn stem klonk hees.
Heel even draaide Yaroslav zich om en keek zijn vader recht in de bloeddoorlopen ogen aan. Razlav stond geleund tegen de wand van de stal om daar steun te zoeken, de verwonding aan zijn been had hem weer eens verzwakt, of was het dit keer vooral de drank geweest?
Yaroslav voelde een bittere pijn bij het zien van zijn verzwakte vader, een pijn die gevoed werd doordat ze zo veel op elkaar leken, vader en zoon, maar Yaroslav zag vooral de zwakte van Razlav, een zwakte waar hij zich niet aan wilde overgeven, want ook nu had zijn vader zich laten bepraten door zijn vrouw, iets dat Yaroslav nooit zou laten gebeuren, zo had hij zich al lang geleden voorgenomen. Hij was sterker dan zijn vader.
Yaroslav nam zijn vader nog een keer op en voor het eerst van zijn leven zag hij hem als een oude man bij wie de levenskracht wegvloeide met de snelheid waarmee hij de drank innam en hij zag tot zijn schrik het beeld van zichzelf over enkele tientallen jaren. De lange blonde haardos langzaam grijzer en dunner wordend, de schittering in de blauwe ogen dof en langzaam dovend als de pit van een kaars die ’s avonds laat uitgeblazen wordt en nog enige tijd blijft walmen. De houding die Yaroslav altijd als die van een wijze oude man had gezien zag hij nu anders, als die van een bejaarde dronkaard. Het hoofd licht gebogen alsof het steeds minder weerstand kon bieden aan de zwaartekracht en de schouders opgetrokken omdat het de last van vele jaren met zich meedroeg.
Zijn vader zag Yaroslav kijken en begreep de blik van zijn zoon verkeerd.
‘Onze voorouders vinden het ook niet goed’, zei hij nu met heldere stem. ‘En wat moet de Grote Hemelgod Tengri niet vinden van je dwaze actie voor dat vreemde geloof van je?’
Er verscheen een verbeten uitdrukking op Yaroslavs gezicht en hij keerde zijn vader demonstratief de rug toe en met gespannen kaken borstelde hij zijn paard verder.
Tot ontsteltenis van zijn ouders was Yaroslav enkele jaren eerder door een rondtrekkende priester tot het Christendom bekeerd. Voor Yaroslav was dit de enige manier om te trouwen met zijn geliefde Ekatarina wiens familie enkele jaren eerder bekeerd was.
‘Wat is er mis met Tengri?’ had zijn vader hem destijds ontsteld toegeworpen.
Yaroslav had bedremmeld gekeken en wat gestameld. Zijn hart klopte in zijn keel, want het voelde als verraad aan zijn ouders, maar vooral aan Tengri want eigenlijk was er was niets mis met de Grote Hemelgod.
Razlav had zijn ogen dichtgeknepen en had zijn hoofd geschud. ‘Het gaat je om dat meisje Ekatarina, toch?’
Yaroslav had geknikt en had zijn kaken rood voelen worden.
‘Vind toch een meisje dat ons geloof heeft, daar zijn er genoeg van. Haar familie komt niet hiervandaan, ze zijn hier van buiten komen wonen, je hebt niks te zoeken bij zulke mensen.’
‘Maar het is een goede familie’, had Yaroslavs moeder er tegenin gebracht. ‘Volgens de geruchten zijn ze rijk.’ Het was onverwachte steun geweest, maar wel om de verkeerde reden.
‘Hoe goed is een familie als ze Tengri hebben ingeruild voor een andere god!’ Zijn vader was steeds harder beginnen te praten en druppels speeksel waren van opwinding uit zijn mond gevlogen.
‘Sst’, had zijn moeder gesust, ‘De kinderen slapen.’
‘Ach wat, die mogen best horen dat hun grote broer ons geloof verraadt.’
‘Wat houdt dat nieuwe geloof van jou allemaal in?’, had Yaroslavs moeder gevraagd in een poging om te bemiddelen.
Yaroslav had haar een beetje schaapachtig aangekeken en zijn schouders opgehaald. Hij had geprobeerd zich te herinneren wat Ekatarina hem verteld had, maar had nu gemerkt dat het uit haar mond zo veel beter had geklonken dan hij kon vertellen.
‘Deze god heeft een zoon die zijn leven voor de mensen heeft gegeven’, had hij zonder veel overtuiging gezegd.
Zijn vader begon schamper te lachen.
‘Mooie god is dat die zijn eigen zoon niet eens redt.’
‘Het staat allemaal in dit boek’, had Yaroslav gezegd en had uit zijn kist een klein boekje gepakt, waarin enkele verhalen uit het Nieuwe Testament met een fraai handschrift waren opgeschreven. Het was een gift geweest van Ekatarina, de jonge vrouw waar hij al lange tijd stiekem mee afsprak en Yaroslav had het kostbare boekje al die tijd verborgen gehouden. Het licht van het vuur had grote schaduwen van Yaroslav op de wanden geprojecteerd. De gebundelde handgeschreven Bijbelteksten zagen er dreigend groot uit.
‘Ha’, lachte zijn vader. ‘Je kan niet eens lezen!’ en voor Yaroslav er erg in had, had zijn vader de Bijbel uit zijn hand gegrist en had het in het vuur gegooid waarna hij zich had omgedraaid om met grote passen de ruimte uit te lopen.
Yaroslav had het boek uit het vuur weten te redden, maar de Bijbel had ernstige brandschade opgelopen en de randen van het boekje waren grotendeels verkoold. Met gebalde vuisten had Yaroslav zijn vader achternagelopen en uitgescholden, totdat de oude man er meer dan genoeg van had en hem een enorme klap in het gezicht had gegeven.
‘Ik wil niets meer horen van die god van die vreemdelingen’, had zijn vader gebruld. ‘En je toont respect tegenover Tengri, je ouders en je voorvaderen!’
Om zijn woorden kracht bij te zetten had hij Yaroslav nog een klap in het gezicht gegeven zodat hij die avond met een bloedneus en heel veel woede naar bed was gegaan.
Vlak voor hij sliep was zijn moeder bij zijn bed komen staan. Het was donker en Yaroslav vermoedde dat ze dacht dat hij al sliep.
‘Arme jongen’, had ze zacht in zichzelf gezegd. ‘Maar je moet echt respect tonen voor je vader, hij heeft dapper gevochten en het geeft geen pas hem uit te schelden of te beledigen.’
Hoewel hij het niet had gezien, wist hij dat ze glimlachte. ‘Ekatarina is een heel knap meisje en haar familie is rijk’, had ze zacht gezegd en Yaroslav had getwijfeld of zijn moeder nu wist of hij sliep of niet. Wilde ze dat hij dit hoorde?
‘Je mag met haar trouwen, maar houd rekening met je vader, hij is een dappere ridder.’
Yaroslav had zich niet durven te verroeren en lag als verlamd in bed. Betekende dit dat hij toch met Ekatarina mocht trouwen? Vond zijn vader het dan goed?
‘Ik weet dat je me gehoord hebt’, had zijn moeder zachtjes gezegd en alsof ze zijn gedachten had gelezen voegde ze er aan toe: ‘Maar zeg voorlopig niets tegen je vader.’
Yaroslav was voorzichtig geweest en had zijn vader de maanden daarna gerespecteerd en het voelde goed, alles was weer vertrouwd alsof hij na een lange reis weer was thuisgekomen en alles had aangetroffen zoals het voor de reis was achtergelaten. Bovendien had hij Ekatarina nog regelmatig kunnen zien, maar ondanks dat alles snakte hij naar erkenning. Erkenning door zijn vader dat hij een dappere strijder was en erkenning door Ekatarina dat hij echt gekozen had voor haar god en Tengri had afgezworen, en toen de verhalen over een groot Christelijk leger dat het Heilige land ging veroveren het land binnendruppelden zag Yaroslav zijn kans. Zodra de legers hun land zouden doorkruisen zou hij zich bij hen aansluiten. Helaas voor hem lagen de bergachtige streken waar hij woonde diep verborgen in het Europese continent en ver van de route van de enorme legermacht en het leek er op dat Yaroslavs kans voorbij was, maar vanochtend had zijn vader hem toestemming verleend zich te bewijzen. Dat zijn vader daarbij beneveld was door de drank die Yaroslav hem deze ochtend rijkelijk had geschonken maakte hem niet uit. Vandaag zou het begin zijn van zijn nieuwe leven en over minder dan een jaar zou hij als een rijke ridder terugkeren en trouwen met Ekatarina en zouden ze in vaders kasteel gaan wonen. Of misschien kon hij wel een eigen kasteel laten bouwen. Hij wist gewoonweg dat binnen in hem een dappere ridder op punt stond om tevoorschijn te komen. Als een slang die zijn huid afstroopte, was hij nu bezig afscheid te nemen van de oude Yaroslav om plaats te maken voor de nieuwe strijdvaardige Yaroslav. Hij was intussen zo druk bezig met opzadelen dat hij vergeten was dat zijn vader nog steeds in de stal was en met een verbeten trek op zijn gezicht en met gekruiste armen stond toe te kijken.
Een korte kuch van Razlav herinnerde Yaroslav er aan dat hij niet alleen was.
‘Ik begrijp je wel’, bromde zijn vader. ‘Als ik jou zo zie, zie ik mezelf toen ik nog jong was. Ik was net zo fel en ambitieus. Ik wilde de wereld veroveren en had zelfs het idee dat ik dat kon, maar toen kwam ik oog in oog te staan met een draak, een van de laatste draken die hier leefden.’
‘Onzin’, viel Yaroslav uit. ‘Draken bestaan niet.’
‘Hier niet meer nee, maar ik heb een van de laatste bevochten en gedood.’
Yaroslav keek zijn vader aan en schudde meewarig zijn hoofd. De oude man begon nu zelfs zijn eigen verhalen te geloven.
‘Je begrijpt me niet’, zei de oude man. ‘Ook jij zult een draak moeten bevechten. Ieder komt op zijn slagveld of in zijn leven ooit zijn eigen draak tegen. Je weet niet wanneer of hoe hij er uit ziet, maar wees voorbereid, en als het zo ver is, laat je dan niet door hem misleiden maar dood het beest zonder genade te tonen. Dan pas toon je wat je waard bent.’
Yaroslav hoorde de woorden, maar liet ze van zich afglijden. Het dronken gepraat over draken ergerde hem. Waarom kon zijn vader hem niet steunen voordat hij ten strijde trok? De betekenis van de woorden drong niet tot hem door, het was alsof zijn vader tegen het paard had gepraat want ook die had de oude man horen praten, de klanken gehoord, maar wist de betekenis niet.
Razlav zag dat zijn woorden niet besteed waren aan zijn zoon en zijn gezicht zakte in waardoor hij er nog ouder uit zag.
‘Ik kan je niet tegenhouden, toch?’
Yaroslavs mond werd droog en hij slikte moeilijk. Hij durfde zijn vader bijna niet aan te kijken en wierp een schichtige blik op hem en schudde zijn hoofd. Hoewel hij hier lang naar uitgekeken had, wist hij dat het moment van afscheid nemen aangebroken was. Hij zou grootse dingen gaan verrichten, maar plotseling voelde hij zich onzeker. Zou hij zich staande kunnen houden in de strijd, of zelfs maar in een groot leger?
‘Neem dan in ieder geval mijn zwaard mee. Je hebt niets om jezelf te beschermen. Je hebt zelfs geen harnas.’
Yaroslav schudde zijn hoofd. Zijn droge mond maakte praten niet mogelijk, het ‘nee’ dat hij wilde zeggen kwam er onhoorbaar hees uit. Wat moest hij met dat oude zwaard van zijn vader en waar moest zijn vader zich dan mee verdedigen als het kasteel aangevallen zou worden?
Alsof Razlav de twijfel van zijn zoon beter kende dan Yaroslav zelf gordde hij zijn zwaard af en gaf het aan zijn zoon.
‘Het mag dan een oud zwaard zijn, het heeft me nooit in de steek gelaten en het is nog zo scherp als een nieuwe. Zo maken ze tegenwoordig geen zwaarden meer.’
Hij haalde het uit de schede en hield het omhoog. Het zonlicht fonkelde op het staal en de gravering leek tot leven te komen. Yaroslav kende het zwaard goed. In het gevest was kunstig de afbeelding van een draak verwerkt die doorliep tot het blad zelf en eindigde in een kunstige gravering van een drietal ineen verstrengelde draken. Het zwaard was oud, maar een meesterlijk stuk ambachtswerk. Yaroslav had het vaak bewonderd maar nu pas zag hij dat de draken daadwerkelijk leken te bewegen en over het blad van het zwaard te lopen, of was dat gezichtsbedrog en kwam het doordat het zonlicht er op scheen?
‘Zag jij dat ook?’ zei zijn vader met gespeelde verbazing en hij gaf zijn zoon een bemoedigende knik. ‘Het zwaard roept je en zal je beschermen.’
Hierna deed hij het weer in de schede, maar voordat hij dat deed leek een van de draken vuur te spuwen en uit de schede kringelde nu rook.
Yaroslavs hart sloeg over en zijn ogen werden groot. Gezichtsbedrog? Waarom rook hij dan nu ook de scherpe geur van schroeiend leer? Het zwaard leek ook te spreken. Met een zware fluisterende stem in een onbekende taal leek het hem te roepen ten strijde te trekken.
‘Er is zo veel dat je nog niet weet’, zei zijn vader met een treurige glimlach op zijn getekende gezicht. ‘Helaas geef je mij niet de tijd om je alles te leren, maar ik denk dat het zwaard je het ook kan leren.’ Hij hield het wapen voor zich en gaf het met een eerbiedige knik aan zijn zoon.
‘Het is een magisch zwaard, het kan alles doden’, waarschuwde Razlav.
‘Elk zwaard kan doden, vader’, zei Yaroslav en draaide met zijn ogen.
‘Je begrijpt me verkeerd. Dit zwaard kan alles doden, álles.’
Razlav zag dat Yaroslav de waarschuwing niet begreep en zuchtte diep.
‘Pas goed op jezelf’, zei hij, omhelsde zijn zoon en klopte hem bemoedigend op de rug. Yaroslav rook nog steeds de alcohol die zijn vader als een wolk met zich meedroeg, maar nu ergerde hij zich er niet aan, maar snoof het op en bedacht zich dat hij het zou gaan missen, de komende maanden.
‘Ik kom weer terug’, zei Yaroslav en merkte tot zijn schaamte dat zijn stem brak en zijn ogen vochtig werden. ‘Ik ben dan een ridder en rijk man. Ik heb dan landen gezien waar later grootse verhalen over gezongen worden en heb dan gevochten in veldslagen zo bloedig en dapper dat de mensheid zoiets nooit meer zal zien.’
‘Over dat laatste zal ik maar niet zo zeker zijn’, zei zijn vader somber. ‘Maar nu ik weet dat mijn zwaard je zal beschermen weet ik dat je jouw reis zult overleven. Ik heb de draken nog nooit zo opgewonden gezien. Dit moet een bijzondere reis worden.’
Verward stapte Yaroslav op zijn paard en reed zonder verder afscheid te nemen weg. Hij stapte de stal uit, de binnenplaats op, keek naar de werkers die druk bezig waren het eenvoudige kasteel uit te breiden en bedacht zich dat het nu aan hem was om de familie rijker te maken en land te veroveren. Een koude rilling trok over zijn rug toen hij het zwaard weer hoorde fluisteren maar al snel hervond hij zich en rechtte zijn rug. Als dit echt een bijzonder zwaard was zou hij het niet teleurstellen. Hij gaf zijn paard de sporen en in volle galop reed hij het kasteel uit en over een smal kronkelig pad galoppeerde hij door de bergen zuidwaarts. Opgezweept door het zwaard vergat hij alles, hij vergat afscheid te nemen van zijn moeder, zijn broertjes en zussen en door het naargeestig fluisterende zwaard vergat hij zelfs bij zijn geliefde Ekatarina langs te rijden om afscheid te nemen.
Hij jaagde zijn paard op sneller en sneller te gaan tot het dier schuimbekkend door het dal raasde en bij Yaroslav de wind door de lange blonde haren wapperde.
Zijn vader en moeder stonden op de zuidelijke toren van het kasteel en staarden hem met betraande ogen na.
‘Ik kon hem niet tegenhouden’, zei zijn vader met schorre stem.
Bij zijn moeder stroomden de tranen over de wangen. ‘Ik heb door een kier van de stal alles gezien’, snikte ze. ‘Het was het zwaard dat hem riep, maar ik ben bang, zo bang dat dit verkeerd gaat aflopen.’